De aanslag op Amsterdam

In het jaar 1531 wordt een jonge monnik als spion van de bisschop van Utrecht naar het roerige Amsterdam gestuurd. Zijn taak is op gezette tijden verslag te doen van de woelingen die vurige nieuwe geloofsvormen - zoals de wederdoperij - teweegbrengen. De felle vervolging door de overheid in Den Haag en Brussel enerzijds en anderzijds het verzet dat uit de Duitse landen, met name Münster, overwaait, leiden tot steeds dreigender botsingen. Tot op 10 mei 1535 geweerschoten en dreigend tromgeroffel opklinken in het hart van Amsterdam. Een kleine Gideonsbende van godsdiensthervormers, dromers en anarchisten bestormt het stadhuis om het Nieuwe Jeruzalem te stichten. De burgemeesters roepen de schutterijen op, brengen honderden burgers onder de wapenen, en de Plaats tussen stadhuis en waaggebouw (de tegenwoordige Dam) wordt een bloedig slagveld. De gezant van de bisschop is dan inmiddels in zo'n innerlijk conflict geraakt dat zijn verslaggeving de objectiviteit van de buitenstaander verliest. De aanslag op Amsterdam is gebaseerd op bestaande documenten en historische gebeurtenissen. Flip G. Droste verwerkte ze tot een aangrijpende roman, waarin onze hoofdstad tijdens de late middeleeuwen in geuren en kleuren tot leven komt. Daarnaast legt hij op onvergetelijke wijze de mechanismen bloot, waardoor geloofsbeleving en gewelddadigheid vaak in elkaars verlengde liggen.